geeft complexe informatievraagstukken context, vorm en richting

Contact:

De Informatiemaatschappij
David Jorritsma
Edward Wrightstraat 13
1086 WC Amsterdam
info@informatiemaatschappij.info
+31 6 52 13 42 24

Op zoek naar de waarde van informatie

Ik onderzocht de waarde van informatie in onze veranderende maatschappij: de informatiemaatschappij. Op deze pagina’s deel ik mijn afstudeeronderzoek met u én het resultaat daarvan: de documentaire.

Een masteropleiding sluit je af met een thesis, ofwel een meesterproef. Traditioneel is dat een stuk wetenschappelijke tekst waarin wordt ingegaan op een bepaald onderwerp.

Tijdens mijn studie Executive Master of Information Management is vaak gesproken over informatie als “betekenisgegeven data” of datgene wat je van binnen vormt: wat je “in-form-eert”. De mate waarin data betekenis krijgt en daarmee informatie wordt kan dus iets zeggen over de waarde daarvan.

Ard Huizing had in een college in het begin van de opleiding al eens uitgelegd dat je informatie kunt bekijken als object (als economisch goed) of als subject (als betekenis) en dat beide niet uitputtend zijn. Een soort dualisme dat ik herkende uit de kwantummechanica waarover ik tijdens mijn studie scheikunde en milieukunde heb geleerd. De kwantummechanica stelt dat deeltjes zich soms als golf en soms als deeltje laten verklaren en dat beide beschrijvingen nodig zijn om tot een volledig beeld te komen. Dat geldt dus ook voor informatie.

Later in de opleiding kwam een ander thema aan de orde waardoor ik werd geboeid: Informatie in de maatschappij. Op zich is het een bekend gegeven dat de informatiehoeveelheid in onze omgeving toeneemt en steeds breder toegankelijk wordt en in diverse colleges zijn daarvan ook de consequenties en nieuwe mogelijkheden aangegeven.

Thesisonderwerp
Ik besloot de onderwerpen te combineren en nam als voorlopig thesisonderwerp “De waarde van informatie in een veranderende wereld”. Dit plaatste mij direct voor een dilemma. Want wat is de waarde van een traditionele thesis? Ook al is deze heel goed, doorgaans zijn er buiten de opleiding niet veel lezers. Het stuk kan dan voor de mensen die het lezen best waarde hebben, maar de algehele waarde is dan niet erg hoog.

De vorm: documentaire
Met de waarde van informatie als afstudeeronderwerp wilde ik een waardevol afstudeerstuk maken, dat beschikbaar is voor een groot publiek. Daarom koos ik ervoor mijn thesis uit te werken als  documentaire. Dat plaatste mij echter voor een nieuw dilemma. Een documentaire is beeld en begrippen als informatie en waarde zijn abstract en daarom moeilijk in beeld te brengen. Ik besloot daarom de “veranderende wereld” als uitgangspunt te gebruiken en vanuit dat gezichtspunt naar de verschillende dimensies te kijken.

Het project heeft geleid tot deze documentaire, waarin ik de informatiemaatschappij van verschillende kanten belicht. Het proces van betekenisgeving en waardering is er daar zeker één van, maar niet de enige.

De Thesis valt uiteen in:

  • oriëntatie en literatuuronderzoek
  • vormkeuze
  • uitwerking
  • afronding

Lees verder…

In de oriëntatiefase was mijn thesis nog een gewone thesis. Zoeken naar een onderwerp, discussiëren met medestudenten en studiebegeleider en uiteindelijk een thesisopzet schrijven. De onderwerpen in de studie die mij boeiden en de ervaringen die ik zelf in mijn werk had opgedaan stuurden mij in de richting van de waarde van informatie in de informatiemaatschappij. Vanuit mijn onderzoeksmodel ging ik in eerste instantie op zoek naar wat waarde en waarde van informatie eigenlijk zijn, en wat die informatiemaatschappij nu eigenlijk inhoudt.

Wanneer wordt informatie waardevol

Over waarde is heel veel geschreven, maar als het om informatie gaat kan ik toch het beste uit de voeten met de richting die in de opleiding is gekozen door naar waarde te kijken in de vorm van betekenis, en dat waardevolle informatie datgene is waardoor je van binnen wordt gevormd. Vanuit die invalshoek liep ik al rond met het idee dat er een belangrijke overeenkomst was tussen de theorie van de hermeneutische cirkel zoals die door Lucas Introna is beschreven (leren kan alleen als er een gedeeltelijke overlap is tussen reeds aanwezige kennis en nieuwe kennis) en de theorie over nieuwsgierigheid zoals die door Roland van der Vorst wordt beschreven (nieuwsgierigheid is de balans tussen verveling en vervreemding).

Iets vertellen wat de ander al volledig weet leidt niet tot leren, maar tot verveling. Iets wat volstrekt onbegrijpelijk is leidt ook niet tot leren, maar tot vervreemding. Iets wat begrijpelijk is en een raakvlak heeft met wat iemand al weet, leidt tot leren en nieuwsgierigheid. Waardevolle informatie bevindt zich in deze laatste categorie. Dat roept de vraag op welke eigenschappen van informatie bijdragen aan deze overlap. En door deze vraag kwam ik terecht bij dit artikel van Guus Pijpers over informatie-eigenschappen.

Bestaat de informatiemaatschappij?

Een ander onderwerp van mijn literatuurstudie was de informatiemaatschappij. Hier blijkt het vooral te gaan om een definitiekwestie. Er is het nodige gepubliceerd over het effect van informatie op de maatschappij (Frank Webster, James Dearnly, John Feather, Susan Hornby, Zoë Clarke), maar opvallend is dat bijna al deze bronnen het bestaan van een informatiemaatschappij, als een fundamentele verandering van de maatschappij, ontkennen. Het belangrijkste argument daarvoor is het feit dat de cognitieve drijfveren van de mens niet veranderd zijn.

Mijn logische vervolgvraag was: wat zijn fundamentele cognitieve drijfveren? Met een basisboek psychologie en een boek van Giep Franzen over motivatie in de hand bleken er talloze cognitieve drijfveren te zijn, maar als belangrijkste werden genoemd prestatiemotivatie en nieuwsgierigheid. En met dat laatste had ik de verbinding te pakken tussen het eerste en het tweede deel van mijn onderzoek.

Het effect van de toename van beschikbare informatie op de waarde van ervan had ik daarmee echter nog niet in beeld.

Infobesitas of informatie-overload
In maart 2010 verscheen een interview in het Parool met de Utrechtse studente Rosa Maria Koolhoven, die als trendwatcher werkt bij YoungWorks, een bureau voor jongerencommunicatie in Amsterdam. Zij signaleerde een toename van infobesitas. In het licht van mijn onderzoek vond ik dat een interessante term. Een toename van beschikbare informatie (een gegeven in een informatiemaatschappij) is kennelijk niet per definitie positief. Ik moest daarbij ook denken aan de TEDtalk van Barry Schwartz over de keuzeparadox, waarin hij stelt dat een te grote keuze leidt tot ontevredenheid en verlamming, in plaats van tot de veronderstelde rijkdom en welbevinden. In diverse artikelen vind ik naast infobesitas en keuzeparadox meer informatieziektes. Martin Eppler, Jeanne Mengis, David Bawden, Lyn Robinson en later ook Guus Pijpers beschrijven bijvoorbeeld ook informatiestress en information overload.

Kenmerk van al deze publicaties is dat ze de symptomen beschrijven, aangeven wat er aan te doen zou kunnen zijn, maar niet of er een fysieke oorzaak aan ten grondslag ligt, en zo ja welke.

Fysieke waarneming niet altijd interessant
Op zoek naar een antwoord op die vraag vond ik de inaugurele rede van Maarten Kamermans over waarneming in relatie tot voorspelbaarheid. In feite beschrijft hij daarin ook een balans tussen verveling en vervreemding. Een ander artikel dat een bijdrage leverde aan mijn beeldvorming op dit onderwerp kwam van Donald Hoffman, met als prikkelende ondertitel “Natural selection drives true perception to swift extinction”.

Deze twee theorieën samen leidden tot een inzicht dat ook fysiek niet alles interessant is om waar te nemen en dat dat maar goed is ook.

Informatietoename in organisaties: vloek of zegen?
Met mijn studiebegeleider, Hans Jägers, sprak ik begin 2010 over het effect van de toenemende beschikbaarheid en mogelijk veranderende waarde van informatie op organisaties. Als het voor mensen lastig is om selectief met informatie om te gaan en die mensen werken in organisaties, ligt het voor de hand dat organisaties ook problemen kunnen hebben met de informatietoename. Ik heb erg moeten zoeken naar literatuur hierover en uiteindelijk bleek de theorie van Jay Galbraith toch het meest van toepassing. Een organisatie kan zich volgens Galbraith aanpassen door de behoefte aan informatieverwerking te verkleinen of de informatieverwerkende capaciteit te vergroten.

Omgaan met informatie: mens versus organisatie

Tenslotte vond ik het interessant om de mechanismen die beschreven worden voor mensen en organisaties om het hoofd te bieden aan de informatiemaatschappij, naast elkaar te zetten en te kijken of er een verbinding tussen te leggen is.

Mijn eigen experiment
Ik wilde vanuit verschillende invalshoeken naar de vraagstelling kijken. Dat was bijzonder interessant, maar in het traject heb ik mezelf ook wel eens betrapt op symptomen van een “informatieziekte”. De spanning tussen enthousiasme en interesse aan de ene kant en afbakening en beperking aan de andere kant heb ik zeker ervaren. Het grappige was dat dat juist was waar ik onderzoek naar deed en dat ik dus in wezen mijn eigen experiment was.

Al tijdens de oriëntatiefase dacht ik veel na over de vorm waarin ik de thesis wilde gieten. Een wetenschappelijk artikel heeft slechts waarde voor een kleine groep lezers en ik wilde meer waarde geven aan dit project. Het werd tijd voor de vormkeuze.

Lees verder…

Uitgaande van de stelling dat informatie waarde krijgt als mensen er iets van leren, zou informatie waardevoller worden als meer mensen er iets van leren. Dus moet het eindproduct toegankelijker zijn dan een standaard wetenschappelijk artikel. Ik koos dus voor een andere vorm: de documentaire of film.

Deze vormkeuze had een paar belangrijke implicaties voor het project.

Focus
Van de drie elementen uit de onderzoeksvraag –  waarde, informatie en informatiemaatschappij – zijn er twee (waarde en informatie) per definitie abstract. Een abstract onderwerp leent zich minder goed voor een visueel product. De focus moest dus verschuiven naar het derde element: de informatiemaatschappij.

Verhaal en script
Een film is meer verhalend dan een wetenschappelijk artikel, dus naast een goede inhoud is het ook van belang een goed en boeiend verhaal te hebben. Een goed verhaal heeft een begin en een einde en daartussen een spanningsboog. Daar had ik weinig ervaring mee, maar gelukkig bleek er een model (de anatomie van de film) voor te bestaan. Ik heb dan ook besloten om dit model te volgen bij het schrijven van het script.

Ik wilde deskundigen op het gebied van informatie interviewen en ik wist van te voren natuurlijk niet wat zij zouden zeggen. Daarom bestond het script alleen uit een globale verhaallijn.

Website
Bij een wetenschappelijk project hoort een lijst met literatuurverwijzingen. Het idee om dit in het script op te nemen bleek niet goed te werken. Er is namelijk niet altijd een één op één koppeling mogelijk tussen een thema of uitspraak en een verwijzing. Daar moest dus iets anders voor komen, zoals een DVD-inlay of een website. Bij veel films bestaat een bijbehorende website en de keuze viel dan ook daarop. Zo ontstond deze website.

Met de theoretische ideeën uit het literatuuronderzoek, de globale verhaallijn, een lijst met deskundigen,  een vragenlijst en een plan voor de website was ik klaar voor de volgende fase, de uitwerking.

Lees verder…

Willen mensen meewerken? Hoe kom ik aan de goede apparatuur? Gaat mijn verhaal overkomen? Geven de deskundigen de inzichten waar ik naar op zoek ben? Van de deskundigen wilden de meesten direct meewerken. Slechts drie mensen waren om verschillende redenen niet bereid medewerking te verlenen.

Via via kwam ik in contact met amateur-documentairemaakster Joanneke Groen, die mij  veel praktische adviezen gaf. Het meest concrete en waardevolle advies was om niet zelf de gesprekken te voeren én tegelijk achter de camera te staan. Dit advies kwam helaas wel op een onpraktisch moment: minder dan een week voor het eerste interview.

Informatiemaatschappij in actie
De opnames waren gepland en ik had maar enkele dagen de tijd om een cameraman of -vrouw te vinden. Dit was dus hét moment om de mogelijkheden van de informatiemaatschappij te gebruiken. Ik plaatste oproepen op Twitter, LinkedIn en op diverse film-vacaturesites (zoals filmpeople.nl en filmvacatures.nl).

Op mijn oproepen kreeg ik veel reacties van mensen die heel graag wilden helpen, maar niet op het juiste moment beschikbaar waren of te weinig ervaring hadden in het camerawerk. Bovendien wilde ik graag alle interviews met dezelfde cameraman opnemen en daar kon niemand me zekerheid over geven.

Redder in nood

Drie dagen voor de opnames kreeg ik een mail van Bob Huisman, een zeer ervaren fotograaf die bezig was de stap te maken naar bewegend beeld. Bob had alle apparatuur, was bereid me het hele traject te begeleiden en was de week erna meteen twee dagen beschikbaar. De afspraken waren snel gemaakt.

Vijf minuten voor de opnames bij Maarten Kamermans was mijn eerste ontmoeting met Bob en we hebben het hele traject geweldig samengewerkt. Naast zijn enthousiasme, betrokkenheid en de mooie beelden was Bob oprecht geïnteresseerd was in het onderwerp. Dat ging zelfs zover dat hij vaak na de opnames ook zelf nog vragen had aan de deskundigen.

De interviews
In de gesprekken met de deskundigen koos ik meestal voor de dialoog over de theorie, in plaats van het aflopen van de vragenlijst. Dat leverde leuke gesprekken op, maar is wel lastiger uit te werken. Daarom koos ik ervoor om alle interviews letterlijk uit te schrijven. Monnikenwerk, maar ook iets waarvan ik later hoorde dat het wel een gebruikelijke aanpak is.

Deze manier van uitwerken gaf mij bovendien de mogelijkheid om iedere uitspraak van de deskundigen te categoriseren naar het bijpassende thema uit mijn script. Zo kreeg ik een collectie uitspraken per scène en per subthema.

Het monnikenwerk leidde tot 80 pagina’s tekst, van ongeveer 8 uur film.

Eerste montage
Het uitschrijven van de interviews naderde zijn einde en het werd tijd na te denken over de montage en de verdere invulling van het script. En zo belandde ik in de zomer van 2010 op het zonnige terras van Frank van der Weij (eigenaar van een geluidsstudio en docent aan de filmacademie) en Bernet Crucq (producer van documentaire films) voor een inspirerend gesprek over mijn film en de te nemen stappen.

Nieuwe tussenshots

Ik ging enthousiast aan de slag om alle geselecteerde uitspraken achter elkaar te monteren. Dat was vooral leuk omdat voor het eerst iets zichtbaar werd van de maanden werk die er al in zaten. Echter, bij het bekijken van de eerste  montage, samen met Bernet en Bob, ontstond er een nieuw inzicht. Een uur lang naar “talking heads” kijken is niet interessant genoeg en sommige beelden zijn niet goed genoeg. Dus er moesten tussenshots komen: beelden die het verhaal ondersteunen of die op bepaalde momenten de talking heads kunnen vervangen. Tijdens de interviews hadden we wel wat opgenomen, maar dat was niet voldoende. Dus gingen Bob en ik er nog twee dagen op uit om beelden te maken.

Voor kantoorbeelden konden we terecht bij mijn toenmalige werkgever Accounting Plaza. Ook wilden we graag naar de bibliotheek in Amsterdam. Dat mocht, maar dan moest er wel gefilmd worden onder toezicht van een medewerkster van de bibliotheek. Voor de ondersteuning van een uitspraak van Tom de Graaf wilden we graag chocoladeletters filmen (het was inmiddels een week voor Sinterklaas) en de HEMA vond het goed dat we in hun winkel filmden. In het Vondelpark gingen we op zoek naar honden.

Voice-over

Voor de verbinding tussen de fragmenten was een voice-over nodig. Gezien mijn ervaringen van het zoeken van een cameraman, besloot ik deze keer op tijd een oproep te plaatsen op internet. Tot mijn grote verbazing had ik binnen een paar uur enkele tientallen reacties van mensen die belangeloos wilden meewerken.

Onder hen was Martin van Tulder, acteur in het kindertheater van dierenpark Amersfoort en inspreker van literatuur voor de blindenbibliotheek. Hij stuurde me zijn examenwerk van de cursus stemacteren. Dit klonk professioneel en boeiend, dus vroeg ik Martin om de teksten in te spreken. In slechts twee sessies hebben we in mijn tot geluidsstudio verbouwde logeerkamer (hoe kleiner en voller de kamer, des te beter de akoestiek) de teksten opgenomen.

Eindmontage
De eindmontage bestond uit het toevoegen van titels en muziek en het optimaliseren van de kwaliteit (lees: verstaanbaarheid) van het gesproken woord. Om geen auteursrechtproblemen te krijgen besloot ik de muziek voor de film zelf te maken. Gebaseerd op een dans van Jean-Philippe Rameau heb ik arrangementen gemaakt die in verschillende vormen steeds terugkeren in de film.

Lees verder…

Waar ik tijdens de vormkeuze wat meer afstand nam van de begrippen waarde en informatie en mij vooral richtte op de informatiemaatschappij merk ik – als ik terugkijk naar het eindresultaat – dat het eigenlijk toch gaat over mijn oorspronkelijke onderwerp. De betekenis van informatie en de waarde ervan komen meer naar voren dan ik zelf had verwacht. Ik kan dus toch stellen dat mijn thesis gaat over

de waarde van informatie in de informatiemaatschappij

En de documentaire was een feit

Het was een project waar ik met veel plezier op terugkijk en dat – naast een wetenschappelijke basis – een goede afspiegeling is van mijn leertraject in de EMIM-opleiding en van de opleiding zelf.

Evaluatie

De decaan van de opleiding, hoogleraar Rik Maes, vertelde in het eerste college dat de opleiding tot doel heeft om persoonlijk en professioneel te leren. In de evaluatie anderhalf jaar later heb ik aangegeven dat ik persoonlijk veel heb geleerd, aan de hand van een onderwerp dat mij zeer interesseert. Ik denk dat die kwalificatie ook opgaat voor dit thesistraject. Ik heb mij mogen bezighouden met een interessant onderwerp én het heeft me in de gelegenheid gesteld om veel van de onderwerpen die ik in mijn thesis bespreek te ervaren.

Nieuwe kennis, mooie samenwerking
Vanuit mijn eigen nieuwsgierigheid heb ik veel nieuwe kennis opgedaan (op sommige momenten had ik zelfs last van informatieproblemen), en in de praktijk heb ik gezien dat begrippen als samenwerking, motivatie, organiseren en informatieverwerking in de creatieve wereld anders werken dan in de zakelijke wereld waarin ik dagelijks rondloop. Dit onderzoek heeft mij dan ook gesterkt in de overtuiging dat interdisciplinaire verbindingen en samenwerking tot mooie resultaten kunnen leiden.

Tenslotte

Jaren geleden belande ik bij toeval op de website van Rik Maes, destijds volledig vormgegeven in de stijl van en geïnspireerd op Leonardo da Vinci. Voor Da Vinci was er geen onderscheid tussen kunst en wetenschap. Als voorstander van interdisciplinaire verbindingen spreekt deze houding mij erg aan. In de jaren na mijn “ontdekking” ben ik regelmatig teruggekeerd naar deze website en uiteindelijk heeft dit geleid tot mijn inschrijving voor de EMIM-opleiding. Wat is er mooier dan deze opleiding nu te kunnen afronden met een project waarin ik zelf creativiteit en wetenschap mag combineren!

David

Voordat ik ben gestart met de film heb ik eerst een literatuuronderzoek uitgevoerd. De literatuur die mij heeft geïnspireerd bij de opbouw en inhoud van de film is hier terug te vinden.

Jaar: 2010

  • Pijpers, G. Information overload, 2010. Hoboken, John Wiley & Sons, Inc., ISBN 9780470625743.
  • Leimeister, J.M. “Collective intelligence”. Business & Information Systems Engineering 4 (juni 2010): 245-248.
  • Jansen, W. and T.A. de Graaf. “The brain and the organisation”. augustus 2010 <online bekijken>.
  • “Data, data, everywhere”. The Economist. 27 februari 2010 <online bekijken>.

Jaar: 2009

  • Pijpers, G. “Information on information”. januari 2009 <online bekijken>.

Jaar: 2008

  • Bawden, D. and L. Robinson. “The dark side of information”. Journal of Information Science 35 (november 2008): 180-191.
  • Shirky, C. “Filter failure”. 2008. Video <online bekijken>.
  • Kamermans, M. Het zien van het onvoorspelde, het onvoorspelde van het zien, 2008. Amsterdam, Vossiuspers UvA, ISBN 9789056295783.
  • Franzen, G. Motivatie, 2008. Amsterdam, Boom, ISBN 9789047300632.

Jaar: 2007

  • Huizing, A. “Objectivist by default”. Ed. Elsevier, 2007. 73-90. Uit: Information Management: Setting The Scene, Emerald Group Publishing Ltd. ISBN 9780080463261.
  • Huizing, A. “The value of a rose”. Ed. Elsevier, 2007. 91-110. Uit: Information Management: Setting The Scene, Emerald Group Publishing Ltd. ISBN 9780080463261.
  • Vorst, R. van der. Nieuwsgierigheid, 2007. Amsterdam, Nieuw Amsterdam. ISBN 9789046803349.

Jaar: 2006

  • Ilmola, L. and O. Kuusi. “Filters of weak signals hinder foresight”. Futures 38 (maart 2006): 908-924.

Jaar: 2005

  • Vreeken, A. “The history of information”. september 2005 <online bekijken>.
  • Schwartz, B. “the paradox of choice”. 2005. Video <online bekijken>.

Jaar: 2004

  • Eppler, M.J. and J. Mengis. “The concept of information overload”. The Information Society 20 (2004): 325-344. ISSN 0197-2243.
  • Heuvelman, A., J Gutteling and S. Drossaert. Psychologie, 2004. Amsterdam, Boom. ISBN 9085060451.

Jaar: 2003

  • Jansen, W., H.P.M. Jägers and R. van den Nieuwenhof. “Informatiemanagement is een sociale wetenschap”. 2003 <niet langer online beschikbaar>.
  • Hornby, S. and Z. Clarke. Challenge and change in the information society, 2003. London, Facet Publishing. ISBN 185604453X.
  • Jansen, W. et al. Business models, 2003. Den Haag, Ten Hagen & Stam. ISBN 9044005693.

Jaar: 2002

  • Webster, F. Theories of the information society, 2002. London, Routledge. ISBN 0415282012.
  • Choo, C.W. Information management for the intelligent organization, 2002. Medford, Information Today, Inc. ISBN 1573871257.
  • Mul, J. de. Cyberspace Odyssee, 2002. Kampen, Klement. ISBN 9789077070123.

Jaar: 2001

  • Huotari, M.L. and T.D. Wilson. “Determining organizational information needs: the critical success factor approach”. Information Research. april 2001 <online bekijken>.
  • Da Silveira, G., D. Borenstein and F.S. Fogliatto. “Mass customization”. International Journal of Production Economics 72 (2001): 1-13.
  • Dearnly, J. and J. Feather. the wired world, 2001. London, Library Association Publishing. ISBN 1856043738.

Jaar: 2000

  • Wilson, T.D. “Human Information Behaviour”. Informing Science 3.2 (2000): 49-55.

Jaar: 1999

  • Heylighen, F. “Collective intelligence and its implementation on the web”. Computational & Mathematical Organization Theory 5.3 (oktober 1999). <online bekijken>
  • Little, G.R. “Paper 1: A theory of perception”. februari 1999 <online bekijken>.
  • Choo, C.W. “The art of scanning the environment”. Bulletin of the American Society for Information Science(februari-maart 1999): 21-24.

Jaar: 1997

  • Introna, L.D. Management, information and power, 1997. London, MacMillan Press Ltd. ISBN 0333698703.

Jaar: 1994

  • Feather, J. the information society, 1994. London, Facet Publishing. ISBN 9781856046367.

Jaar: 1993

  • Treacy, M. and F. Wiersema. “Customer intimacy and other value disciplines”. Harvard Business Review 71.1 (1993): 84-96.

Jaar: 1986

  • Daft, R.L. and R.H. Lengel. “Organizational Information Requirements, media richness and structural design”.Management Science 32.5 (mei 1986): 554-571.

Jaar: 1983

  • Derr, R.L. “A conceptual analysis of information need”. Information Processing & Management 19.5A (1983): 273-278.

Jaar: 1981

  • Kets de Vries, M.F.R. Raadsels in de organisatie, 1981. Alphen aan de Rijn, Samsom uitgeverij. ISBN 9014030606

Jaar: 1976

  • Galbraith, J.R. Het ontwerpen van complexe organisaties, 1976. Alphen aan de Rijn, Samsom uitgeverij. ISBN 9014024258

Jaar: onbekend